 |

Ik kan overal over meepraten
Als kind wist ik het al; kom je niet voor jezelf op dan wordt het niks. Van mijn
allereerste levensjaren weet ik niet veel meer, maar als ik de geruchten mag geloven wist
ik altijd wel op een bijzondere manier de aandacht te trekken en niet altijd in positieve
zin. Dat was blijkbaar mijn manier van leven omdat ik een stil en verlegen, ietwat
driftig jongetje was. Boos omdat ik op het erf tussen 4 hekken werd geplaatst, gooide ik
handen vol "biggels" in de sloot. Na elk zuchtje wind had ik bronchitis en was ik weer
zielig. Fietsen leren eindigde in de sloot. In de gezondheidskolonie in Oostvoorne moest
ik nutteloze dingen doen van allerlei witjurken maar dat werkte ook al niet. De zusters
waren kwaad omdat ik geen kaas at, ik sloot een verbond met Arie van der Grijn, hij
lustte geen eieren en het eten werd eerlijk verdeeld, hij at de kaas in ik de eieren. In
6 weken presteerde ik het toen om 2 keer op het station te staan om de trein naar huis te
nemen, 2 keer werd ik op het nippertje door de witjurk teruggehaald.
Ik vergeet m'n eerste schooldag nooit als kleuter. Van moeder meegekregen dat in het de
sloot vol zat met bullebakken en dat niet kerkelijke mensen automatisch heidenen waren,
stond ik achter het schoolplein te trillen op mijn benen, bang om door een scholier van
de openbare school aangesproken te worden. Voor het gemak had men de kleuterschool naast
de openbare school gebouwd.
In die tijd besloot ik mijn leven te veranderen ik ging de fase van erbij horen in,
gewoon contact zoeken met anderen, praten, vooral veel praten over van alles en nog wat,
want dan hoorde je er bij. Net doen of je er ook verstand van had, dat werkte goed. In de
eerste klas van de lagere school besloot ik na een goed gesprek verkering te nemen, dan
viel ik tenminste op, Rina van Herk was de gelukkige, een leuke meid van 7 lentes, helaas
werd ik door zus Anneke betrapt, waardoor ik thuis op mijn lazerij kreeg. Na enkele jaren
vond ik het te benauwend thuis en zocht ik vertier bij Nico van Beuzekom, daar was het
leuk, ze hadden TV en de ouwe Beuzekom vloekte wel eens, vooral wanneer hij dronken was,
dan ging hij achter z'n inmiddels gillende vrouw aan. Boeiend die tijd.
Ik heb vele vrienden gehad, niet altijd goede vrienden, een paar vrienden lieten zien dat
ze flink konden meppen, dat paste wel bij mij, dacht ik, behalve toen we de verkeerde
mensen tegenkwamen waardoor ik een avond lang op een industrieterrein onder een
vrachtwagen heb gelegen, tot de kust veilig was. Een van m'n vrienden was Ton de Bruin,
ik herinner me dat we ergens naar toe reden, Ton reed en hield de snelheid hoog, een
ander schakelde, ik zat met kloppend hart achterin, maar je hoorde toch ergens bij.
Gelukkig was de vriendschap met Ton de Bruin tijdelijk, want jaren later is hij door de
onderwereld doodgeschoten omdat hij uit het circuit wilde.
Door de MULO heengeworsteld werd het tijd voor werken, mijn eerste baan werd door moeder
geregeld, het werd Jan Deelen, een vleesverwerkingsbedrijf, ik moest boekhouder worden,
vond moeder en ik ging. In dat bedrijf ontdekte ik dat nog iets, ik ben in principe niet
geschikt om een baas te hebben. De boekhouder, tevens firmant, beschuldigde mij ervan
dingen fout te hebben gedaan, ik was het hier niet mee eens, hij boos, ik nog bozer, ik
ben opgestapt en ben het bedrijf uitgelopen, einde carrière, zei moeder met natte
ogen,
van jou komt niets terecht. Morgen heb ik weer werk moeder, zei ik gedurfd. Ik pak de
krant, zie een advertentie, de dag erna werkte ik in een uitgeverij om er nooit meer uit
te gaan.
Een tijd van lol maken en uitgaan brak aan, doen waar ik zin in had. Lekker ouwehoeren
met vrienden en collega's. Onder kerktijd naar de kroeg en net voordat de kerk uitging
zorgen dat je uit beeld was, alleen had ik geen rekening gehouden met tante Margaretha,
die het voor elkaar kreeg een nog zwaardere kerk te bezoeken die een half uur eerder
uitging. Een vluchtig oogcontact en ik dook naar binnen, tante wachtte nog een half uur
voor de kroeg, maar wist genoeg, de dag erna weer op m'n lazerij van mijn vader. Ik had
ook m'n serieuze momenten, bidden in de Roomse kerk tijdens een kerstnachtdienst,
bijbellezen in de club van de Gereformeerde kerk, ik kon in die tijd overal over
meepraten. Tot een collega bij de krant tegen me zei, jij moet de verkoop in ,want jij
lult wel lekker. Was ik er dan toch in geslaagd? Ik werd vertegenwoordiger, en ik kon mij
ontwikkelen in verkoop wat er uiteindelijk toe leidde dat ik verkoopleider werd en
inmiddels Bladmanager ben. Op een reünie van de MAVO sprak ik mijn leraar economie,
de
heer Ardon. Toen hij hoorde dat ik in de verkoop was terechtgekomen, moest hij spontaan
aan de beademing, hij kon het niet geloven. Maar hij kon natuurlijk niet weten dat ik al
ruime commerciële ervaring had opgedaan als hulp bij de melkboer, de groenteboer en
jarenlang keiharde verkoop had gepleegd bij Bakker Mastenbroek, de bakfiets werd op
zaterdag volgeladen met brood, koek enz. Onder het motto 'vreten zullen ze, die boeren'
was het de kunst leeg weer terug te komen, dat was de kick.
Ik heb me wel eens afgevraagd hoe het kan dat ik als tenger, stil, verlegen jongetje dit
kon bereiken en dagelijks gesprekken voer, tevens vergaderingen leid en betrokken ben bij
automatiseringszaken en andere vraagstukken. Ik denk de geheimen te kennen, tenminste
voor mij werken deze; geloof in mezelf, spreken bestaat voor 70% uit luisteren, voldoende
empathie en gewoon over allerlei onderwerpen (kunnen) mee kletsen zonder er veel verstand
van te hebben, als het maar geloofwaardig blijft. Maar ergens in mij zit nog steeds het
jongetje dat stil is, lang niet altijd ben ik thuis een prater, hoewel, dat valt ook wel
weer mee.
|