<Vorige]  ['De Kolom' index]  [Volgende>

De Kolom logo spacer
spacer [Klik hier voor gewone-versie
spacer
spacer 33:  Marco
28-2-2006
spacer spacer

De grenzen van de vrijheid van meningsuiting

We beginnen ermee ons te oriënteren op het onderwerp. Op de website van de Dikke Van Dale wordt het woord 'mening' als volgt omschreven:
me·ning (de ˜ (v.), ˜en)
    1 wat men van iem. of iets vindt, hoe men oordeelt => gedacht, gedachte, geluid, gevoelens, inzicht, oordeel, opinie, opvatting, standpunt, stellingname

Kijkend naar deze omschrijving zou men kunnen concluderen dat een uiting van een mening puur individueel is. Degene die zijn mening uit, zou daar dan ook een eigen verantwoordelijkheid voor dragen. Na deze constatering moeten we het woord 'verantwoordelijk' definiëren.
ver·ant·woor·de·lijk (bn.)
    1 (van personen) zich moetende verantwoorden => aansprakelijk, responsabel

Het synoniem 'aansprakelijk' geeft aan dat er buiten de grenzen van de rechten wordt gehandeld1; het recht is niet onvoorwaardelijk, het recht is begrensd. Deze begrenzing wordt in Nederland, mijns inziens, gevormd door enerzijds de wet en anderzijds het fatsoen. De wet kan in principe niet aan interpretatie worden onderworpen en is eenduidig (de praktijk wijst nogal eens anders uit), fatsoen is dat wel en is misschien wel het product van interpretatie. Om de grenzen van de vrijheid van meningsuiting te bepalen, kijken we alleen naar wat er in de wet is vastgelegd. Bij overtreding van deze grens is er direct een consequentie2. Bij overtreding van de fatsoensgrens is deze consequentie niet altijd even duidelijk. Dat maakt dat de wet een duidelijke grens zou kunnen zijn voor wat betreft de vrijheid van meningsuiting.

Als we artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht eens aanhouden als grens van hoe ver je mag gaan in het uiten van je mening. Kunnen we dan stellen dat er een duidelijke grens is waar wij ons in Nederland dan wel in Europa aan moeten houden? Weer kijken we naar de definitie van het woord mening. 'Wat men van iemand of iets vindt, of hoe men oordeelt' duidt op een voorafgaande redenatie. Een mening is in feite het product van een redenatie waarin de voors en tegens zijn afgewogen; dit proces is onontkomelijk aan interpretatie onderhevig. Een mening - hoe gefundeerd ook - kan niet per definitie ondubbelzinnig worden geïnterpreteerd door de ontvanger. Dit komt omdat de ontvanger een conclusie van een afweging krijgt en aangezien de ontvanger de parameters van deze afweging niet kent en geen inzicht heeft in de interpretatie die daar op volgde, kan hij dit nooit per definitie accepteren als de waarheid. Kort gezegd: de mening wordt geïnterpreteerd door de ontvanger. Een mening kan dus nooit worden gezien als een feit (iets dat waar is).

Betrekken we bovenstaande op het artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht dan zien we dat er een woord in staat die in geen opzicht een beschrijving van een feit of waarheid kan zijn, deze is dus aan interpretatie onderhevig. Het woord beledigend duidt op iets wat een bepaalde emotie bij iemand heeft opgewekt. Een mening kan door de ontvanger worden geïnterpreteerd als beledigend en kan zodoende een emotie opwekken. Wanneer wordt een mening nu strafbaar? Als één iemand de mening als beledigend ervaart, als meerdere mensen dat doen of als heel veel mensen dat doen? Hoeveel van eenzelfde interpretaties van een mening zijn er nodig om van het ventileren van een mening een strafbaar feit te kunnen maken? Daarover is het artikel niet duidelijk en in mijn ogen is het onmogelijk om de woorden interpretatie en feit met elkaar te verenigen, omdat ze nooit eenzelfde betekenis kunnen aannemen.

Het Wetboek van Strafrecht is het slachtoffer geworden van een moeilijk vraagstuk. Blijkbaar was er vraag naar een wettelijk vastgelegde straf in zaken waarin de fastoensgrens was overschreden. Het gevolg is een niet waterdichte bepaling in de wet die eigenlijk wil aangeven dat we ' fatsoenlijk' met elkaar moeten omgaan. Blijkbaar is die invulling voor iedereen anders en moet je voor jezelf de grens bepalen. De Deen die de spotprenten tekende bleef met deze uiting binnen zijn grens van wat hij fatsoenlijk achtte of hij wilde kijken hoever deze grens kon worden gerekt. Ik vind persoonlijk dat je alles moet kunnen zeggen, maar daarin moet je wel rekening houden met je omgeving. Dat is niet iets wat je kan leren, maar iets dat je moet aanvoelen en doen. Een rechtelijke straf kan de dader, in mijn opinie, dan ook nooit 'heropvoeden'. Het kan de dader wel straffen.

Wat ik niet begrijp is wanneer de leiders van het Westen de spotprenten veroordelen ze zich niet beroepen op de wet. Ze worden zelf niet beledigd, dat is waar, maar ze zetten hun statement dan wel kracht bij. Nee, wat ik denk is het volgende. Ze moesten allemaal hard lachen om de plaatjes, vooral om die ene waar alle maagden uitverkocht waren en de zelfmoordterroristen met lege handen stonden (als ze die nog hadden, want voordat alle stukjes bij elkaar geraapt zijn...). Onze leiders hadden moeten aangeven dat het hier om een smaakkwestie gaat en ze hadden dubbel en dwars achter die vrijheid van meningsuiting moeten gaan staan. Durf die confrontatie eens aan, maak je eens hard voor onze rechten. Duidelijkheid daar zitten de mensen op te wachten. Je kunt best politiek correct onze rechten verdedigen, ga het debat eens aan. Probeer in ieder geval niet het recht steeds zo om te buigen dat iedereen tevreden is. Van deze 'nep-meningsuiting' moeten we nu zo langzamerhand eens af. Juist door die onduidelijkheid krijg je irritaties.

De pen gaat door naar Jeroen!

1 Artikel 7 Grondwet
1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisieuitzending.
3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.
4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.

2 Artikel 137c Wetboek van Strafrecht
1. Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.